Title Page

  • datum afname controlelijst

  • uitgevoerd door

Minimumvoorschriften arbeidsmiddelen (K.B. 12/08/93)

1.1 bedieningssysteem

  • 1.1.1 Zijn de bedieningssystemen die een invloed hebben op de veiligheid duidelijk zichtbaar?

  • 1.1.2 Zijn de bedieningssystemen die een invloed hebben op de veiligheid herkenbaar?

  • 1.1.3 Zijn ze waar nodig op passende wijze gemerkt?

  • 1.1.4 Bevinden de bedieningssystemen zich buiten de gevaarlijke zone?

  • 1.1.5 Zijn de bedieningssystemen zodanig geplaatst dat zij geen extra gevaren meebrengen?

  • 1.1.6 Leveren de bedieningssystemen bij onopzettelijke handelingen geen gevaar op?

  • 1.1.7 Kan de bediener, waar dit nodig is, vanaf de hoofdbedieningspost zien of er zich personen in de gevaarlijke zones bevinden?

  • 1.1.8 Indien dit onmogelijk zou zijn, wordt de inschakeling dan vooraf gegaan door waarschuwende licht- of geluidssignalen?

  • 1.1.9 Heeft een eventuele blootgestelde werknemer de tijd of de middelen om het gevaar dat ontstaat door het starten of het stoppen te ontlopen?

  • 1.1.10 Zijn de bedieningssystemen veilig?

  • 1.1.11 Leidt een eventuele storing van de bedieningsystemen niet tot een gevaarlijke situatie?

1.2 Het in werking stellen

  • 1.2.1 Dient het in werking stellen verricht door een opzettelijke handeling (ook in het geval van het in werking stellen na een stilstand van welke aard ook, tenzij er geen gevaar is voor de werknemers)?

1.3 Het stopzetten

  • 1.3.1 Is er een bedieningssysteem dat toelaat op veilige wijze binnen de kortst mogelijke tijd de machine stop te zetten, en is dit systeem binnen handbereik van de bediener geplaatst?

  • 1.3.2 Is elke werkpost voorzien van een bedieningssysteem waarmee, naargelang het risico, hetzij het gehele arbeidsmiddel, hetzij een deel ervan kan stilgelegd worden zodat het in veilige toestand is?

  • 1.3.3 Heeft een stopopdracht voorrang op een startopdracht?

  • 1.3.4 Wordt, wanneer het arbeidsmiddel, of zijn gevaarlijke delen, tot stilstand gekomen is/zijn, de energievoorziening van de betrokken aandrijfmechanismen onderbroken?

1.4 Noodstopinrichting

  • 1.4.1 Is er een noodstopinrichting (noodzaak is in functie van de gevaren en de normale uitschakeltijd)?

  • 1.4.2 Is de noodstop goed herkenbaar (rode kleur op gele achtergrond) en duidelijk zichtbaar en bereikbaar?

  • 1.4.3 Gebeurt het stopzetten binnen de korst mogelijke tijd?

  • 1.4.4 De noodstop blijft vergrendeld, het vrijmaken van de noodstop mag de machine niet direct activeren

1.5 Vallende en wegschietende voorwerpen

  • 1.5.1 Zijn er geschikte veiligheidsinrichtingen (stootplinten op plateau, afscherming tegen spaanders, snijdvloeistof) die de werknemers beschermen tegen wegschietende en vallende voorwerpen?

  • 1.5.2 Zijn er geschikte opvang- of afvoerinrichtingen bij de bron wanneer er gevaar is vanwege gas-, damp- of stofontwikkelingen (bvb overdrukventiel, afzuiging, opvangput, lekbakken, …)?

1.6 Stabiliteit

  • 1.6.1 Zijn het arbeidsmiddel en zijn onderdelen stabiel (bvb. door bevestiging of door andere middelen) indien onstabiliteit gevaar kan opleveren?

  • Uiteenspringende, brekende of wegslingerende delen

1.7 Uiteenspringende, brekende of wegslingerende delen

  • 1.7.1 Zijn er passende beveiligingen voorzien wanneer er gevaar is vanwege het mogelijk breken of uiteenspringen van delen van het arbeidsmiddel (hydraulische slangen, slijpsteen)?

  • 1.7.2 Zijn bvb. delen die aan middelpuntvliegende kracht onderworpen zijn zodanig bevestigd dat zij niet kunnen worden uitgeslingerd?

1.8 Mechanisch contact

  • 1.8.1 Zijn er bij de arbeidsmiddelen met bewegende delen, waarmee mechanisch contact mogelijk is, schermen of inrichtingen aangebracht, waarmee de toegang tot de gevaarlijke zones wordt verhinderd, of waardoor de bewegingen van deze delen worden stilgezet vooraleer de gevaarlijke zone bereikt wordt?

1.8.2 Voldoen de schermen of beveiligingsinrichtingen aan de volgende eisen?

  • 1.8.2.1 zijn zij stevig uitgevoerd?

  • 1.8.2.2 brengen zij geen bijkomende gevaren met zich mee?

  • 1.8.2.3zijn zij niet gemakkelijk te omzeilen of buiten werking te stellen?

  • 1.8.2.4 staan zij voldoende ver van de gevaarlijke zones?

  • 1.8.2.5 belemmeren zij het zicht op het verloop van het werk niet?

  • 1.8.2.6 blijven noodzakelijke handelingen zoals onderhoud mogelijk (vermijden dat schermen definitief verwijderd worden)?

1.9 Verlichting

  • 1.9.1 Zijn de werk- en onderhoudspunten voldoende verlicht?

1.10 Temperatuur

  • 1.10.1 Zijn de delen die tengevolge van hun hoge of lage temperatuur gevaar bieden tegen aanraken beveiligd?

1.11 Veiligheids en gezondheidssignalering

  • 1.11.1 Is veiligheidssignalering waar nodig aanwezig?

  • 1.11.2 Zijn de alarmsignalen (licht- en/of geluidssignaal) goed waarneembaar en begrijpbaar?

1.12 Gebruik

  • 1.12.1 Wordt het arbeidsmiddel niet gebruikt voor bewerkingen en onder omstandigheden waarvoor het niet geschikt is?

  • 1.12.2 Zijn de doeleinden waarvoor het geschikt is en niet geschikt is in de instructies omschreven?

1.13 Onderhoud

  • 1.13.1 Bevinden de afstel-, smeer- en onderhoudspunten zich buiten de gevaarlijke zone?

  • 1.13.2 Het afstellen, het onderhoud, de instelling en de reiniging mag enkel gebeuren wanneer de machine stilstaat, tenzij deze zonder gevaar kunnen worden uitgevoerd

  • 1.13.3 Gebeuren onderhoud en inspecties overeenkomstig de richtlijnen van de fabrikant, en is een opvolgingsysteem uitgewerkt?

  • 1.13.4 Zijn regelmatig te vervangen onderdelen veilig te monteren en te demonteren?

1.14 Krachtbronnen

  • 1.14.1 Is het arbeidsmiddel voorzien van duidelijk identificeerbare inrichtingen waarmee zijn krachtbronnen kunnen worden losgekoppeld (hoofdschakelaar, kranen, stekker)?

  • 1.14.2 Is deze inrichting vergrendelbaar indien het voor de bedienaar onmogelijk is de bestendigheid van de ontkoppeling te controleren?

  • 1.14.3 Kan de overgebleven energie zonder gevaar worden verwijderd?

  • 1.14.4 Kan het heraansluiten aan deze krachtbronnen gevaarloos gebeuren (niet inschakelen na herverbinden)?

1.15 Signalen

  • 1.15.1 Is het arbeidsmiddel voorzien van de noodzakelijke waarschuwings- en alarmsignalen?

1.16 Bereikbaarheid

  • 1.16.1 Kunnen de werknemers onder voortdurende veilige voorwaarden alle punten bereiken voor productie-, afstel- en onderhoudswerken?

1.17 Brand, emissies en stralingen

  • 1.17.1 Zijn de werknemers voldoende beschermd tegen het gevaar van brand? (bvb. autom. blusinstallatie)

  • 1.17.2 Zijn de werknemers voldoende beschermd tegen gas-, stof of dampontwikkeling en tegen het vrijkomen van vloeistoffen of andere stoffen die in het arbeidsmiddel worden aangewend of opgeslagen?

1.17.3 Indien er gevaarlijke stoffen op de werkpost gebruikt worden:

  • 1.17.3.1 zijn de mobiele recipiënten voorzien van de juiste etikettering (aangepast etiket in de taal van de gebruiker) en zijn de vaste houders voorzien van een gepaste identificatie? (gevarensymbool, naam)

  • 1.17.3.2 zijn dan product instructie kaarten van deze stoffen beschikbaar, en zijn deze nog actueel?

  • 1.17.3.3 zijn de leidingen voorzien van een gepaste identificatie? (bvb. waarschuwing met gevarensymbool ter hoogte van de afsluiter)

  • 1.17.3.4 zijn de nodige lekbakken voorzien?

  • 1.17.4 Zijn de werknemers voldoende beschermd tegen schadelijke straling? (UV, infrarood, laser, ioniserende stralen, niet-ioniserende stralen)

1.18 Explosie

  • 1.18.1 Zijn er voldoende voorzorgen genomen tegen het ontploffen van het arbeidsmiddel of van in het arbeidsmiddel vrijkomende, gebruikte of opgeslagen stoffen (ontvlambare vloeistoffen, gassen, stof)?

1.19 Elektriciteit

  • 1.19.1 Zijn de blootgestelde werknemers voldoende beschermd tegen het gevaar van rechtstreeks of onrechtstreeks contact met elektriciteit?

  • 1.19.2 De spanning en de spanningsherkomst is aangeduid?

  • 1.19.3 Overige risico’s van elektrische aard:

1.20 installatie van de machine

  • 1.20.1 Zijn de arbeidsmiddelen zo geïnstalleerd, opgesteld en gebruikt, dat de gevaren voor de gebruikers en andere werknemers beperkt worden (is er voldoende vrije ruimte tussen bewegende delen of vaste en bewegende delen, kan de energie op een veilige wijze worden aan- of afgevoerd)?

  • 1.20.2 Kan de montage en de demontage van arbeidsmiddelen op een veilige wijze plaatsvinden, met name onder naleving van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant?

  • 1.20.3 Worden hierbij de eventuele aanwijzingen van de fabrikant nageleefd?

  • 1.20.4 Zijn de arbeidsmiddelen die bij gebruik door de bliksem kunnen worden getroffen, door passende inrichtingen of maatregelen beschermd tegen blikseminslag?

2 Acht domeinen algemene welzijnswet (Welzijnswet hfst. II art. 4 § 1)

2.1 arbeidsveiligheid

2.1.1 Vallen, struikelen, stoten:

  • 2.1.1.1 vrij vloeroppervlak, staat van de werkvloer (putten, randen, struikelgevaar), vrije doorgang op de werkpost ( 80 cm in de breedte, 2 m in de hoogte), eventuele hindernissen:

  • 2.1.1.2 uitstekende delen, scherpe hoeken, prikgevaar, stootgevaar:

  • 2.1.1.3 valgevaar bij lage hoogte:

  • 2.1.1.4 valgevaar bij valhoogte 2 m: leuning (1 tot 1,2 m) met tussenleuning (40 - 50 cm) en eventueel plint ( 15 cm)

  • 2.1.1.5 bij trappen: minimum 1 leuning vanaf 4 treden, aan de zijde waar valgevaar bestaat

  • 2.1.1.6 verticale ladder: veiligheidskoker vanaf 5 m stijghoogte, top 1 m boven verdiep

2.1.2 Verkeersplan:

  • 2.2.1 is er een verkeersplan opgemaakt?

  • 2.2.2 is het verkeersplan uitgewerkt op/rond de werkpost (zijn markeringen aangebracht op de werkvloer, zijn indien nodig mechanische afschermingen voorzien)?

2.1.3 Brandbestrijding:

  • 2.3.1 is er brandbestrijdingsmateriaal nabij de werkpost?

  • 2.3.2 zijn de nodige signaleringsborden aangebracht?

2.1.4 evacuatie:

  • is er evacuatiemogelijkheid nabij de werkpost?

  • zijn de nodige signaleringsborden aangebracht?

  • is er noodverlichting?

2.1.5 Afzonderlijke tewerkstelling:

  • beschikt de werknemer over een alarmsysteem indien er sprake is van afzonderlijke tewerkstelling?

2.2 De bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk:

2.2.1 Lawaai:

  • minder dan 80 dB:

  • tussen 80 en 85 dB (gehoorbescherming dragen is aangeraden en moet gestimuleerd worden):

  • meer dan 85 dB (het dragen van gehoorbescherming is verplicht):

  • 2.2.2 Worden werknemers blootgesteld aan risico op letsel door trillingen?

  • 2.2.3 omgevingstemperatuur, tocht, neerslag:

  • 2.2.4 Heeft de blootgestelde werknemer de beschikking over de vereiste PBM’s?

2.3 De psychosociale belasting veroorzaakt door het werk:

2.4 De ergonomie (hoogte stoel, werkhoogte arbeidsmiddel, manueel hanteren van lasten, enz

2.5 De arbeidshygiëne:

2.6 De verfraaiing van de werkplaatsen:

2.7 De maatregelen inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op punten 2.1 tot 2.6:

2.8 De bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk:

The templates available in our Public Library have been created by our customers and employees to help get you started using SafetyCulture's solutions. The templates are intended to be used as hypothetical examples only and should not be used as a substitute for professional advice. You should seek your own professional advice to determine if the use of a template is permissible in your workplace or jurisdiction. You should independently determine whether the template is suitable for your circumstances.